(geschreven door Rahardjo Basuki)
De Javaanse immigratie (1890-1939) heeft niet alleen voor het land Suriname, maar ook voor de nieuwe bevolkingsgroep een heel grote impact gehad. Suriname is een bevolkingsgroep rijker geworden en de Javanen hebben een nieuw woongebied gevonden.
Hoe de migratie van de Javanen tot stand is gekomen, is al ettelijke malen uitgebreid over geschreven. Kort gezegd waren deze mensen door list en bedrog en door dwang van de Nederlandse koloniale regering naar Suriname getransporteerd, weggerukt van familie en vrienden, enkel en alleen om de teloorgang van haar bloeiende plantages enigszins tegen te houden.
Na de afschaffing van de slavernij in 1863 en na 10 jaar staatstoezicht, waarbij de ex-slaven tegen betaling op de plantages mochten werken, kwamen eerst de Hindoestanen uit Brits-Indië als contractanten aan in Suriname. De koloniale Nederlandse regering had namelijk gezien, dat deze mensen goed gedijden in Demerara, een buurland van Suriname.
In 1872 sloten de regeringen van Nederland en Groot-Brittannië een verdrag, waarbij Nederland het recht kreeg om arbeidskrachten voor Suriname te werven uit India en Pakistan, in ruil voor de Nederlandse bezittingen aan de Goudkust van Afrika. Bovendien deed Groot-Brittannië afstand van zijn aanspraken op Aceh(Sumatra), waarna de Nederlanders de vrije hand in dit gebied kregen.
De migratie van Hindoestanen naar Suriname had Nederland veel rijkdommen gekost, dus ontstond het typisch originele Nederlandse idee; waarom betalen voor iets wat je gratis kunt krijgen.
Na veel ontberingen tijdens de lange zeetocht via Afrika en Europa belandde de eerste lichting Javanen uiteindelijk op 9 augustus 1890 in Paramaribo. Tot grote teleurstelling werden de mensen, die jaji’s (dit woord is ontleend van het Hindoestaanse Jahaji, dat lotgenoot betekent) waren tijdens de reis, nog een keer van elkaar gescheiden. Op de plantages aangekomen werden zij in barakken gehuisvest en kregen van de plantage-eigenaars hun gereedschap, keukengerei en de primaire levensbehoeften op afbetaling!! Hun eerste weekloon (vrouwen verdienen 40 cent en mannen 60 cent per uur) ging direct al op aan de aflossing van hun schulden.
Er was helemaal geen sociaal aspect bij deze immigratie, immers de contracten zouden slechts een periode van 5 jaar in Suriname verblijven, dus waarom zou men het leven van deze mensen geriefelijker maken. Ze hebben toch een dak boven hun hoofd en ze hebben toch werk! Per slot van rekening kost alles wat hun bestaan aangenamer maakt veel GELD van de Nederlandse plantagebezitters.
Naast het harde werken op de plantages ontbeerde hun leven enig vertier op de plantages. Geen wonder dat de heimwee in hun harten als een vreselijke ziekte knaagde.
Gelukkig waren er naast de analfabeten, die geronseld werden en criminelen, die het land ontvluchtten, ook andere mensen die hun geluk in een ander land wilden beproeven. Onder hen bevonden zich ook kunstenaars en artiesten die de oorspronkelijke cultuur konden uitdragen. Helaas waren er de middelen niet om deze tot uiting te brengen.
Pas in 1904 werd een complete set gamelaninstrumenten uit Semarang aangeschaft door de Nederlandse Handel Maatschappij (NHM) voor plantage Mariënburg. Daarnaast kwamen ook leraren, niet alleen uit Semarang, maar ook uit de andere cultuursteden Solo en Yogyakarta, naar Suriname met de bedoeling de lokale mensen gamelanmuziekonderwijs te geven. In het begin waren er wekelijks gamelanpresentaties gedaan en de Javanen kwamen van heinde en ver om deze opvoeringen te beleven. Maar langzamerhand verminderde de belangstelling voor deze wekelijkse voorstellingen. De volgende redenen zouden ten grondslag liggen aan dit verschijnsel:
- De gamelanmuziek was te klassiek
- De gebezigde taal (Krama=hoog Javaans) kon men nauwelijks begrijpen
- De gamelanset was voornamelijk bestemd voor een selecte groep, ondanks dat dit voor iedereen toegankelijk zou moeten zijn.
Vooral deze laatste reden had veel wrevel en verdriet teweeggebracht bij de overige Javanen. Men beschouwde die groep gamelanspelers als elitair en dit riep veel herinneringen op over hun vroegere leven op Java. Het patronage, of liever gezegd het feodale leven in de kampongs op Java, kwam weer angstaanjagend bij hen opdoemen.
Daarnaast had men, na zo’n lange periode zonder gamelanmuziek, de Hindoestaanse (Bahjans) en de Creoolse (kaseko) leren kennen en vond men deze muziek veel ritmischer en ook aangenamer om naar te luisteren dan de traditionele Javaanse gamelan.
De overige Javanen buiten plantage Mariënburg hadden menigmaal bij hun plantage-eigenaren aangedrongen om ook een gamelanset over te laten komen uit Java, maar kregen nul op hun rekest.
Uit frustratie en onmacht ontstond het briljante idee om van lege olievaten platen te snijden en deze plat te walsen en om te vormen tot klankplaten, gestemd op slendro toonschaal.
DE SURINAAMS-JAVAANSE GAMELAN IS GEBOREN!!!!
Dit is eigenlijk het product van een protest tegen de gevestigde, elitaire orde.
Hoewel de originele Javaanse gamelanmuziek als basis diende voor de Surinaamse creatie, is deze zodanig beïnvloed door de andere in Suriname te horen muziek, dat een nieuwe stijl is ontstaan: swingender en meer doordringbaar tot het gewone volk .
Daarnaast verschilde de klank van de Javaanse gamelan met die van de Surinaamse, omdat de Javaanse gamelan vervaardigd werden van bronzen platen, terwijl die van de Surinaamse gemaakt waren van ijzeren, zelf met de hand geslagen, platen. De resonantie van brons is anders dan de trillingen, die een ijzeren plaat teweegbrengen.
Niet alleen een nieuwe soort gamelan was ontstaan, maar ook andere cultuuruitingen die met de gamelan te maken hadden, kregen weer hun leven terug, wel met de invloeden van de nieuwe wereld.
De ludruk, wayang-kulit en wayang-wong kwamen zo zoetjes aan hun intrede doen in het Surinaamse culturele leven.
Hierna volgde een wildgroei van muziek-, dans- en toneelensembles. Overal en wekelijks werden ludrukvoorstellingen en tayups gehouden.
Desondanks werd er helemaal niet aan kennisoverdracht gedaan.
De gamelanmusici hadden namelijk een status verworven. Zij waren bang om concurrentie naast zich te dulden, want -zo dacht men- dan was hun bevoorrechte positie als “edele Javaanse kunstenaar” niet meer zo bijzonder als eerst.
Zoals gewoonlijk zakte de animo geleidelijk weg (dhemen-nyar en bosenan), maar ook doordat er veel mensen repatrieerden. Ook deed de PopJawa haar intrede in Suriname. Diverse artiesten kwamen naar Suriname om hun kunsten te vertonen en al gauw kopieerden de Surinaamse musici hun Indonesische gasten. De SuriJawa pop is ontstaan: MODERNE MUZIEK EN MAKKELIJKER BEGRIJPBAAR, aangezien de lyriek in de gewone ngoko-taal werd geschreven.
De gevoelens die de artiest in de liedjes neerlegde in de zang, waren te herkennen en te begrijpen door de gewone mens.
De gamelancultuur heeft zijn langste tijd gehad.
Van de tientallen orkesten zijn nu nog slechts met de vingers van je hand te tellen.
Gelukkig is de laatste tijd een tendens dat er meer gedaan wordt aan de Javaanse cultuur en taal. Dit komt o.a. doordat de jongeren inzagen dat het rijke Javaans erfgoed niet zonder meer een stille dood mag sterven. Ook in Nederland groeit deze trend gestaag. Mede door de nostalgie.
De migratie van de Javanen naar Nederland vóór de onafhankelijkheid van Suriname had veel ouderen wel materiële “rijkdom” gebracht, maar emotioneel waren ze slechter aan toe.
Ze voelden zich vaak geïsoleerd en konden niet veel contact maken met de autochtonen en de andere etnische groepen.
De geschiedenis had zich herhaald: zo kwamen de Javanen aan in Suriname uit N.O. Indië en zo waren de Surinaamse Javanen terechtgekomen in Nederland.
Gelukkig waren er Surinaams-Javaanse organisaties die deze situatie onderkennen en al gauw werden gamelaninstrumenten uit Indonesië of Suriname overgebracht en soms zelfs hier vervaardigd. Immers de middelen hebben ze nu!!
Vrijwel in elke stad in Nederland waar veel Surinaamse Javanen zich huisvesten, is nu een gamelanset te vinden.
De Indonesische gamelan is vrij orthodox en traditioneel. Toch zijn de laatste tijd stromingen die deze muzieksoort willen moderniseren, bv. door samen te laten spelen met de westerse instrumenten:
De campursari-stijl is ontstaan. Wat is campursari?
Campursari in het Indonesisch verwijst naar een cross-over van verschillende hedendaagse Indonesische muziekgenre, voornamelijk Javaanse Langgam Jawa en Dangdut. De titel Campursari werd bedacht in de Javaanse taal en betekent letterlijk middelen (“mengsel van essentie”). Campursari muziek is populair en gangbaar binnen de Javaanse culturele sfeer, voornamelijk Midden-Java , Yogyakarta en Oost-Java en ook in sommige regio waar de Javaanse immigranten in overvloed waren, zoals delen van Groot-Jakarta, Lampung of zelfs Suriname. Het is gerelateerd aan de aanpassing van diverse muziekinstrumenten, zoals gamelan, gecombineerd met westerse muziek instrumenten, gitaar en keyboard. Het resultaat is, dat de westerse instrumenten worden gedomineerd door de traditionele Javaanse instrumenten volgens de lokale smaak van langgam Jawa en gendhing.
Enkele van de populaire Campursari kunstenaars Didi Kempot en ouder langgam Jawa kroncong diva Waldjinah.
Gamelangroep Bangun Tresna Budaya (uitspraak: Bang oen Trisnoh Boedoh joh) is in 1999 ontstaan uit nostalgie naar de gamelanmuziek en -cultuur van oudere Surinamers van Javaanse afkomst in Nederland, om precies te zijn in Den Haag.
(Bangun = opstaan, oprichten Tresna= liefde, Budaya = cultuur)
Door de dreiging van politieke en economische onrust na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 zijn talrijke Surinaamse Javanen naar het moederland Nederland vertrokken.
In het begin waren slechts ouderen die de gamelankunst reeds machtig zijn actief met het bespelen van de instrumenten. Door de komst van onze artistieke leider Orlando Kromopawiro alias Hardjo Prayitno is de gamelan gestructureerd geworden, dwz. doordat hij muzieknotaties maakt van de gendhings (muziekstukken), kan men makkelijker de gamelankunst beoefenen.
Bangun Tresna Budaya was de enige gamelangroep die met notaties speelt, daardoor klinkt het waar dan ook en door wie dan ook gespeeld hetzelfde. Dat is de basis. Daarnaast kunnen en mogen geoefende spelers hun variaties en fantasieën rijkelijk botvieren.
Door vergrijzing en natuurlijke proces is de groep geworden zoals het nu is. Wel streeft BTB naar een samenwerkingsverband met andere groepen, die niet alleen het gamelanspel opvoeren, maar ook de dans- en toneelkunsten kunnen tonen.